Je verplaatsen in een ander helpt jezelf te relativeren. Op en buiten het werk 🌞
Ik dus
- Door: Doeneke
- Categorie: Doeneke Werkpret

“En dan doet hij weer alsof hij alles beter weet”, mopper ik tegen mijn vriendin. We drinken een glas gember-sinaasappelthee in het park aan het water. Ze knikt. Ze snapt me helemaal. Mijn gevoel. Mijn probleem. Zij heeft ze ook. We zijn uit hetzelfde bouwjaar. We gaan los. Wij als lijdende voorwerpen. Over de jongere generaties. Die betweterige groentjes. Onze kinderen. En die waar we mee werken. We klagen. We generaliseren. We vinden onszelf een betere soort. We zijn dan wel wat trager, misschien. Maar hebben juist bergen super relevante (werk)ervaring. Wat denken ze wel! Toch zijn we in the end blij met ze. Met die eigenwijze, frisse (digi) vaardige jonkies. Zo’n ongecensureerde spui-sessie met een vriendin maakt een probleem weer behapbaar. Heerlijk!
In mijn eentje lukt me dat niet zo makkelijk. Soms zak ik er helemaal in weg. Dan voel ik me ondergewaardeerd, of zelfs waardeloos. Dan nestelt zo’n destructieve zin – ‘hij doet weer alsof hij alles beter weet’ – zich in mijn hoofd. En zoiets herhaalt zich daar als een mantra. Ongewild maak ik dan van die ander een dader. En van mijzelf het slachtoffer. Natuurlijk ontbreekt alle nuance in zo’n verwoestende mantra. De woorden weer en alles zijn vanzelfsprekend over de top. En met hij – die vervelende ander – als onderwerp van de zin, maak ik mezelf helemaal stuurloos. Ook dat heb ik dus.
Wat mij dan helpt is een potje ouderwets redekundig ontleden. Zoals je dat leert in klas 3 (groep 5 voor die anderen). Ik zoek het onderwerp in die akelige zin op. Is dit iets of iemand anders? Iets of iemand waar ik mij afhankelijk van maak? Bingo! Ik transformeer de zin naar eentje met mijzelf als onderwerp. Zo wordt ‘hij doet weer alsof hij alles beter weet’ een veel beter ‘ik laat me door hem uit het veld slaan’. Dan wordt het probleem helder. Behapbaar. Ik zie mijn aandeel. En mijn invloed. Op mijn verhouding tot werken met die snotneus. Ik doe gewoon alsof ik ook zijn moeder ben. Dat helpt dus.
Redekundig – Doeneke wil ’t proberen!