Apenkooi is nu nog steeds hét spel tijdens de laatste gymles voor een vakantie. En ook de kinderen van nu kijken er enorm naar uit.
Sommige tradities moeten maar nooit veranderen.
In de ban van de ringen
- Door: Doeneke
- Categorie: Doeneke Werkpret

Mijn favoriet is apenkooien. Tikkertje in de gymzaal vol met toestellen. Ik loop, ren, spring en klim van de ene naar de andere hindernis. Tikt de tikker me, dan ben ik de tikker. Raak ik de grond, dan ben ik af. Spanning en sensatie!
Helaas doen we dit spel alleen in de laatste les voor een schoolvakantie. Nu snap ik wel waarom. Als gymdocent is het natuurlijk een hels karwei. Al die toestellen uit de opslag voor zo’n doldwaas uurtje intens kindergeschreeuw. Dan heb je daarna wel vakantie nodig. Als leerkracht.

Rennen en ballen met gym doe ik ook dolgraag. Maar aan turnen heb ik een hekel. Ik kan het niet. Geen handstand, geen radslag en ook mijn koprol ziet er niet uit. En dan die vreselijke grote massieve houten kast en bok met dat harde leer erop. Ik kom er niet overheen. Geen hurk- of spreidsprong krijg ik voor elkaar. Zelfs niet met hulp van zo’n springplank. Mezelf als pijnlijk onmogelijke gymnast, die voel ik nog steeds.

Vol bewondering kijk ik naar al die turners op de Olympische Spelen, in Parijs. Wat die allemaal op de brug met (on)gelijke liggers, sprong, vloer, evenwichtsbalk, ringen en paard doen! Ongelooflijk! Een arabier, een pirouette, een overslag, een salto, een dubbele hoeksprong. Elegant, in balans én met een smile. Turnen lijkt bij zo’n prof een makkie.

Werken in zo’n turnomgeving lijkt me pittig. Gelukkig is de meubilering niet langer lomp, donker en muf. De olympische turnarena in Parijs ziet er fris en aantrekkelijk uit. Vol materiaal in fijnzinnige pastelkleuren. De aanloop-, afzet- en opvangmat ogen fluffy en comfortabel. En de starre bok van vroeger is nu een hypermoderne ‘pegasus’. De sfeer is prestatiegericht en vrolijk. Sterren beconcurreren en dollen met elkaar. Ben ik wat decennia te vroeg op aarde, of lijkt turnen nu mooier dat het is?
Dollen – Doeneke wil ‘t proberen!