C’est très bien expliqué, ma chère copine👌
C’est bon bien?
- Door: Doeneke
- Categorie: Doeneke Erudiet
“Ce vin est très bon”, corrigeert ze mijn ‘ce vin est très bien’. Ze kijkt er boos bij. Meestal luisteren Fransen geduldig naar mijn Frans, maar bon- en bien-fouten doen pijn. Maar ik bedoel het toch goed?! Want bon en bien zijn beide positieve oordelen. Beide betekenen ‘goed’. Maar steevast verbeteren Fransen mijn bon- en bien-missers. Wat is precies het verschil? Ik vraag het mijn vriendin – et aussi prof de français.
‘Bon is een bijvoeglijk naamwoord en bien is een bijwoord’, appt mijn vriendin gelijk. ’Maar het moeilijke zit in de uitzonderingen natuurlijk,’ typt ze dan. Oh ja, Frans kent veel regels én veel uitzonderingen, leer ik op school. Nog een appje, over twee uurtjes legt ze het mondeling uit.
In de tussentijd fris ik eventjes op wat ook alweer bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden zijn. Deze grammaticale-termen zijn voor mij van lang geleden.
Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. Bon zegt dus iets over mensen, dieren of dingen.
Bijwoorden zeggen iets over een werkwoord. Bien zegt dus iets over een handeling, toestand of proces.
“Hoe je bon en bien gebruikt, vinden alle leerlingen lastig”, troost mijn vriendin me. Geduldig legt ze me alles uit. “Ons ‘goed’ gebruiken we bij van alles. De wijn is goed. De goede wijn. Het gaat goed met me. Ik drink goed van de wijn. Lekker makkelijk. In het Frans let je op waar het ‘goed’ op slaat.”
Goed wordt bon bij een zelfstandig naamwoord. De wijn is goed. Le vin est bon. Of le bon vin.
Zegt ‘goed’ iets over het werkwoord in de zin, dan wordt het bien. Het gaat goed met me: je vais bien. Ik drink goed van de wijn: je bois bien du vin.
En wanneer roep je gezellig ‘bon!’ of ‘bien!’? Ook dan check je waar je ‘goed’ op zegt. Gaat het over een werkwoord? Gaan we wijn drinken? Allons-nous boire du vin? Bien! Of slaat het op een zelfstandig naamwoord? Bon!
En dan zijn er die talloze uitzonderingen. Die zijn voor later. Eerst deze basis goed op orde. Bon! Zodat de Fransen mij goed begrijpen: pour que les Français me comprennent bien.
Bon of bien – Doeneke wil ‘t proberen!